De viool

De viool is een snaarinstrument met vier snaren (G-D-A-E). De klank wordt voortgebracht door de snaren in trilling te brengen met een strijkstok. De houten klankkast dient om het geluid van de trillende snaren te versterken. De viool wordt doorgaans bespeeld door het instrument tussen kin en schouder te houden en met de vingers van de linkerhand de snaren in te drukken tegen de toets om zodoende de snaar te verkorten ( de toon wordt dan hoger).

 

Een klein stukje geschiedenis
Over het ontstaan en de geschiedenis van de viool zijn hele dikke boeken geschreven. De viool zoals ze er nu uit ziet is al ongeveer 400 jaar onveranderd
Zo ergens tussen 1500 en 1600 kwam de viool in Europa in opkomst. Twee landen waar al heel lang violen, cello’s en bassen worden gebouwd zijn Italie en Duitsland. In Italie woonde en werkte wel de aller beroemdste vioolbouwer van alle tijden: Antonio Stradivarius. Deze man heeft in zijn leven altijd heel hard gewerkt want hij heeft meer dan 1000 instrumenten gemaakt waarvan er gelukkig nog een paar bewaard zijn gebleven. Hij werd voor die tijd best oud want hij leefde van ongeveer 1642 tot 1737. Hij werd dus 95 jaar oud.

 
Over de bouw van viool
Houtsoorten: Voor de bouw van violen worden 3 houtsoorten gebruikt:
Fijnspar: voor bovenblad, lijmranden, stapel
Esdoorn: voor achterblad, zijranden, hals met krul
Ebbenhout: voor toets, stemsleutels, eindknop en ‘kiel’ houtjes
Het bouwen van een viool gaat zo:

 

De zijranden
Van dunne reepje esdoornhout buig je met behulp van een verwarmd buigijzer de zijranden netjes om een vorm , de mal, heen.
Die reepjes hout lijm je vast aan blokjes die op de hoeken en de onder- en bovenkant van de mal zitten. Als je alle zijranden klaar hebt kun je al een beetje de vorm van het instrument zien.

 

Het boven-en onderblad.
Vervolgens lijm je twee stukken fijnspar tegen elkaar die samen het bovenblad gaan worden. Als de lijm goed droog is leg je de mal met de zijranden hierop en kun je de vorm van het bovenblad zo met een potloodje om deze mal heen af tekenen. Daarna moet je met heel veel geduld met behulp van schaafjes, beitels, gutsen enz. de bovenkant van het instrument gaan maken.
Ook de binnenkant moet je met deze gereedschappen ‘uithollen’. Het bovenblad wordt tijdens het werken steeds dunner, zo’n 3 tot 5 millimeter mag er maar over blijven. Je moet dus heel voorzichtig te werk gaan. Ten slotte maak je langs de omtrek nog een ongeveer 1.5 mm breed gootje waar de ‘inleg’, het zwart met witte randje, in gelijmd wordt.
De werkwijze voor het maken van het achterblad is ongeveer net zo als voor het bovenblad. Maar er is één belangrijk verschil want het achterblad wordt van esdoornhout gemaakt.
Als het onder- en het bovenblad klaar zijn kun je ze allebei tegen de zijranden aanlijmen. De klankkast, ‘het corpus’, is nu klaar.

 

De hals met krul
Vervolgens wordt uit een nieuw stuk esdoornhout de hals met krul gemaakt en deze wordt tegen de klankkast aangelijmd. Nu moeten er nog gaten in het bovenste stuk van de hals, de zogenaamde ‘sleutelkast’ geboord worden om hierin de stemsleutels te kunnen bevestigen.

Toets en kam
Tenslotte moet er op de hals nog een toets van ebbenhout gelijmd worden. Voordat er snaren op het instrument gezet kunnen worden moet er nu eerst een kam pasklaar gesneden worden met voetjes die precies aansluiten met de ronding van het bovenblad.

De stapel
Als laatste wordt de stapel in het instrument geplaatst, de snaren aangebracht en je viool is klaar om te gaan bespelen. De plaats van de stapel is heel belangrijk voor de klank (ongeveer onder de E-snaar).

Het lakken
Omdat een ongelakte viool heel kwetsbaar is en erg gauw vies zou gaan worden moet het instrument gelakt worden. Dus moeten de snaren, kam enz. weer verwijderd worden en volgt er voor de vioolbouwer eerst nog de lange en geduldige klus van het lakken.
De moderne strijkstok bestaat uit twee grote delen:

 
De stok:
Deze is meestal van brazielhout of pernambuk. Recent maakt kunststof zijn opwachting. Verder bevat de stok een stukje ebbenhout met kleine hoeveelheid parlemoer en soms wat zilver of goed. De uitheemse houtsoort pernambuk blijft nochtans het ideale materiaal voor een strijkstok doordat het voldoende weerstand biedt en toch soepel genoeg is. Ook het gewicht en de dichtheid van dat hout zorgen ervoor dat de stok stabiel op de snaar blijft. De kop wordt “punt” genoemd, en de kant waar de stok wordt vastgehouden wordt “slof” genoemd. Aan de slof bevindt zich ook het mechanisme om de beharing op te spannen. De juiste stokspanning bepaalt of een stok voldoende weerstand met de snaar genereert om de snaar in trilling te brengen.

De beharing:
Vrijwel uitsluitend wordt paardenhaar gebruikt. De kwaliteit wordt deels bepaald doordat de strijkstokkenbouwer de haren één voor één test. Zowel wit haar als zwart haar komt voor. Op een vioolstok zitten gemiddeld 150 tot 175 haren. De strijkstok moet regelmatig geharst worden. Hierbij wordt de beharing over een soort droge hars gestreken, zodat het haar van de stok een – veel – hogere wrijving met de snaar krijgt. De grip tussen beharing en snaren wordt eigenlijk verzorgd door het hars en in mindere mate door de beharing zelf. Hars moet spaarzaam aangebracht worden, meestal na 2 à 3 uur spelen.

 
De bekendste vioolbouwers ooit:
Stradivarius, Guarneri, Amati

Bekende violisten
Bekende Nederlandse violisten vanaf 1900 waren en zijn o.a.:
Herman Krebbers, Theo Olof, Vera Bets, Emmy Verhey, Dik Bor, André Rieu, Jaap van Zweden, Isabella van Keulen, Janine Jansen, etc.

Wereld bekende violisten vanaf 1900 waren en zijn o.a.:
I.Stern, A.Perlman, P. Zukerman, Y.Menhuin, S. Grappelli (jazz violist), G.Kremer, D.Oistrach, I.Oistrach, N.Kennedy (all round violist) etc.